Een debiteur betaalt jouw vordering al een lange tijd niet. Ook de sommaties die jij hebt gestuurd hebben geen effect gehad. Voor een schuldeiser is er niets vervelender dan een debiteur die niet betaalt voor de verrichte diensten of geleverde goederen. Een faillissementsaanvraag is een in de praktijk veel gebruikt pressiemiddel om een schuldenaar toch te laten betalen. In sommige gevallen werkt het afschrikeffect niet en ontkom je er als schuldeiser niet aan om een faillissementsaanvraag daadwerkelijk bij de rechtbank in te dienen. Dit is bijvoorbeeld het geval als jou bekend is dat jouw schuldenaar in betalingsmoeilijkheden verkeert.
Aanvragen van een faillissement
Als schuldeiser kun je het faillissement van een schuldenaar aanvragen wanneer de schuldenaar in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Een middel om van deze toestand te kunnen spreken is door summierlijk aan te tonen dat de schuldenaar twee of meer schuldeisers onbetaald laat. Pas als aan deze twee voorwaarden is voldaan, kan een faillissement worden uitgesproken. Als schuldeiser moet je dus op zoek gaan naar een andere schuldeiser. De vordering van deze schuldeiser noemen we dan een ‘steunvordering’.
Pluraliteitsvereiste
Het onbetaald laten van twee of meer schuldeisers is de ‘pluraliteit van schuldeisers’, oftewel: het pluraliteitsvereiste. Dit beginsel is van belang omdat een faillissement is bedoeld om het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder de gezamenlijke schuldeisers. Zou er dus maar sprake zijn van één schuldeiser in een faillissement, dan schiet het zijn doel voorbij.
De laatste tijd staat dit vereiste veel ter discussie in de rechtspraak. Van belang is in ieder geval om te weten dat in de rechtspraak strikt wordt vastgehouden aan dit vereiste. Is er maar sprake van één schuldeiser? Dan wordt een faillissement niet uitgesproken.
Twee schuldeisers, of toch niet?
We hebben dus vorderingen van minimaal twee schuldeisers nodig om een faillissementsaanvraag in te kunnen dienen (en het faillissement te laten uitspreken). Maar hoe zit het dan met onderdelen van de Staat? Kunnen zij worden gezien als verschillende schuldeisers of zijn zij als één aan te merken?
Over deze vraag heeft de Hoge Raad zich uitgelaten op 26 oktober 2018. In deze zaak had het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (“Inspectie SZW”) een vordering op A vanwege een opgelegde bestuurlijke boete. Inspectie SZW had het faillissement van A aangevraagd en stelde over een steunvordering van de Belastingdienst in verband met een belastingschuld van A.
Zowel de Belastingdienst als Inspectie SZW zijn onderdeel van de Staat der Nederlanden. Ze zijn geen te onderscheiden rechtspersonen en daarmee geen afzonderlijke dragers van (privaatrechtelijke) rechten en verplichtingen. Organen en onderdelen van de Staat hebben geen zelfstandige rechtspersoonlijkheid. Daarom zijn zij als één en dezelfde (publiekrechtelijke) rechtspersoon aan te merken: de Staat. Dit betekent dat de vorderingen van zowel Inspectie SZW als de vordering van de Belastingdienst wel twee vorderingen zijn, maar afkomstig van maar één schuldeiser. Er is dus niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste, zodat niet is voldaan aan de vereiste voor het uitspreken van een faillissement en het verzoek tot faillietverklaring niet kon worden toegewezen.
Belangrijk voor de praktijk
Dit arrest van de Hoge Raad zet het belang van de aanwezigheid van ten minste twee of meer schuldeisers maar weer eens op de kaart. Aan het pluraliteitsvereiste wordt strikt vastgehouden.
De uitspraak van de Hoge Raad leest u hier!
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Of heeft u een andere vraag op het gebied van Insolventierecht? Wij helpen u graag verder! Voor uw vragen kunt u contact opnemen met één van onze Insolventierechtspecialisten.
Dit artikel is geschreven door mr. Niki van Rijen.